Brief aan Naëma (2)

6 februari 2018

Dag  Naëma,

jouw vraag of WE ook lachen op onze reis (zo noemt meneer De Wit het geheel) heeft mij geraakt. En nu denk ik hierover na.

Gebrek aan humor was één van de verwijten die mij steevast in familiekring werden gemaakt. Je weet wel: waar iemand in gezelschap als een acrobaat opzichtig en behendig zijn lul rondslingert of als een varken een scheet laat, die vervolgens met een aansteker affakkelt en van iedereen eist dat die dan lacht. Wee je gebeenten als je dat niet doet!
Zo, de toon is gezet.

Mijn hele leven lang was ik gedwongen om om andermans zogenaamde humor te lachen.
Het lachen verging mij toen de vulkaan van mijn geschiedenis uitbarstte en ik met schaamrood op mijn kaken ontdekte waarom, waarover en met wie ik had moeten lachen. Dat is tot op de dag van vandaag zo gebleven.

Natuurlijk kijk ik wat meneer De Wit zo doet, voor wat betreft lichaamstaal en mimiek. Standaard heeft hij een neutrale gezichtsuitdrukking. Dat is verraderlijk, want hij gooit onophoudelijk willekeurig en onverhoeds bommetjes om mij uit mijn vastgeroest evenwicht te brengen. Als hij ter lering en vermaak toneel speelt, kan ik als toeschouwer van dit spektakel op de eerste rang meemaken welke rol hij vertolkt. Ook belieft hij regelmatig, als ik uitgespuwd en tot niets meer in staat ben, met een stentorstem te preken en zo zijn boodschap uit te dragen. Gemeen, een cliënte met haar eigen wapens te slaan. Bij het verstrekken van terzake doende informatie (want ja, het is niet de bedoeling dat ik langdurig de kluts kwijtraak) heeft hij de allure van een neanderthaler.

Maar soms, heel soms, glijdt een nauwelijks zichtbare glimlach over zijn gezicht. De mondhoeken gaan NET iets omhoog, een fractie van een seconde twinkelen zijn ogen. Dan zakken de mondhoeken snel weer terug in de neutrale positie.
Maar hij weet dat er voor mij niets te lachen valt. Zijn glimlach leg ik onmiddellijk naast mij neer.

En toch: soms glimlach ik schuchter op mijn beurt als ik ter plekke merk welk middel hij inzet om zijn doel – ons doel – mijn doel te bereiken. Hè, ik heb je door!
Zelf zegt hij trouwens dat zijn doen en laten zo lijken alsof hij niet empathisch is. Dat kan ik dan weer plaatsen.
Tja, als je elkaar zo lang kent…….

Zolang het om het algemene, het gemeenschappelijke en anderen gaat, kan ik prima lachen. Op de glijdende schaal van oprechte schaterlach tot bijna tandenknarsend sociaal wenselijke fratse, pardon pose. Bijna.
Ik lach niet als het om mijzelf gaat. Vijf en vijftig jaren eisen alle zelfrespect en -compassie op. Dit potje mag nooit opraken.

Een vederlichte groet,
mw.AVanderLucht

Winkelwagen
Scroll naar boven