Brief waarvan ik wou dat die fictie was

27 december 2018

Beste vriend/in, onbekend wezen ergens in de kosmos,

ik schrijf een brief aan jou, een brief waarvan ik wou dat de inhoud fictie was, spitsvondig geformuleerd.
Quod non. Dit is geen fictie.


Moet je je voorstellen:
gaat een vrouw naar een man en zegt: ‘Je mag even met je apparatuur met mijn hoofd aan de gang gaan.’ En laat me verder met rust, denkt ze bij zichzelf.

Tien jaar later gaat ze nog steeds wekelijks op reis naar die man aan de landsgrens. Ze praat en ze zwijgt en ze doet. Die man kent ze verder niet. Ja, soms moet ze naar een ander oord komen omdat die man een bedrijvige meneer is. Maar verder is die man een black box of een wit doek. Het is maar wat meer tot jouw verbeelding spreekt….

In die tijd wordt de vrouw gedwongen een compleet dubbelleven te leiden: eentje dat finaal afgebroken moet worden en tegelijk eentje dat scratch opgebouwd moet worden. Je kunt je niet voorstellen welke hoeveelheid zielenbagger en lava, schroot en modder, pus en wanhoop deze levenswrijving oplevert.
Week in week uit moet de vrouw in de rotte, troebele vijver van giftige gevoelens vissen. Elk detail, gewelddadig, smerig, ijzingwekkend, angstaanjagend, moet ze daar uitstallen, bekijken en bevoelen.
Herhaling stapelt zich op herhaling, botsing op botsing, ontzetting op ontzetting, wanhoop op wanhoop. De man is gelaten. De man blijft gelaten.

De vrouw raakt alles kwijt. Vóór alles andere het geloof in de goedheid van mensen raakt zij kwijt, met gewichtige redenen.
Ze wil uit deze waanzin stappen. Waaraan is zij begonnen? Maar uitstappen kan zij niet. Dit zou onherroepelijk haar dood tot gevolg hebben.

Elke week weer is zij bang voor de dag waarop ze naar die man van het witte doek moet reizen. Ze heeft niemand anders meer dan die man. Gelaten lokt hij van alles bij haar uit, elke keer iets nieuws. Dat zaadje woekert dan de hele week als een gretig onkruid door haar ziel totdat een nieuwe dosis volgt.
De tijd leert dat er een ruime schare anderen is die gif in de vrouw infiltreert. De man jongleert kunstig met zijn mengsels tegengif. De vrouw moet overgeven.

Als monumentale aardkorsten schuren de twee levens in tergend langzaam tempo langs elkaar heen. Elk medeleven van andere mensen wordt onder de bevende vernieling bedolven. De vrouw kan de angst van de anderen al van een verre afstand ruiken. En toch moet zij leren om zichzelf uit te drukken, wat die anderen ook zeggen of doen. Zegt de man.

Met nietsontziende doodsverachting ontmantelt de vrouw de tikkende tijdbom van haar oude leven. Met de moed der wanhoop knutselt zij wiebele vouwbootjes voor de tocht over de Styx naar een nieuw leven. Als een mantra stelt de man dit in het vooruitzicht. Na een aantal jaren voegt hij zijn gezellin aan de zijde van de vrouw toe. Vanaf nu moet zij het onbekende pad van haar dubbelleven door twee elkaar steeds weer kruisende sporen van wegwijzers zien te ontdekken.
Onvermoeibaar jakkert de vrouw dag en nacht door, oververmoeid.

Anderen willen haar maar al te graag met haar zichtbare en klinkende successen fêteren. Voor de vrouw is dit een goedkoop geschenk van koud blinkend klatergoud.

In een eindeloze stroom eenrichting-intimiteit ontleedt de vrouw de eeuwenoude hoekstenen van haar bestaan. (Meneer, ik spreek u zelden tegen. Maar uw geestige metafoor van de mono-intimiteit die niet zou bestaan, loopt mank.)
Gestaag wordt haar nieuwe leven in haar hersengolven getuned. Week na week, maand na maand, jaar na jaar.
Toen anderen nog vragen stelden, vroeg een enkeling eens vol ontzetting aan de vrouw: “Aan welke charlatan heb jij je overgeleverd?”

Op leven en dood is de vrouw gedoemd om de man van het witte doek op zijn woorden en zijn daden te geloven. Een fundamenteel eenzijdige en nauwelijks vrijwillige verbintenis moet het vertrouwen van de vrouw in wederkerigheid en de vrije wil inplanten.

Onverbrekelijk is de schichtig in kleur changerende levensangst haar vaste partner.


Beste onbekende vriend/in, dit schrijf ik aan jou over mijn leven. Ik dank jou voor jouw stilzwijgende, geduldige en van elk oordeel gespeende luisteren.

Een groet,
mw.AVanderLucht

Brief aan mevrouw H.

26 augustus 2017

Beste mevrouw H.,

als afsluiting van onze gesprekken in deze periode wil ik u iets geestigs vertellen.
Nadat ik gisteren het pand van de instelling had verlaten ging ik linea recta naar de discounter om de hoek. Dat doe ik meestal. Het is een manier om als cliënte te ont-rollen: een lekker broodje met pitjes, vers sap en een stukje kaas voor op weg naar huis.

In gedachte verzonken stond ik bij de kassa en telde mijn geld terwijl de caissière mijn boodschappen scande.
Toen zij klaar was keek zij op. Ineens riep zij met verrassing in haar stem:
“Oh wat mooi!” en wees op mijn ketting. En zij herhaalde dit op nog hogere toon.
Even verrast antwoordde ik:
“Ja, die heb ik zelf gemaakt, ik ben kunstenaar (!)”.
“Ja, dat dacht ik al”, reageerde zij.

In een split second dacht ik: ‘Ik geef haar een visitekaartje’.
Maar mijn handen deden iets anders. Die telden munten af en gaven haar het geld.
Een caissière bij de discounter: die heeft waarschijnlijk niet de portemonnee voor zo iets. Ik wilde haar deze verlegenheid besparen.

Zo kreeg ons gesprek nog een verrassend vervolg.

Met vriendelijke  groet,
mw.AVanderLucht

Brief aan meester de advocaat

27 april 2014

Geachte meester de advocaat,

ik kom bij u met een eenvoudig verzoek.
Ik vraag aan u om een brief aan een rechtbank te sturen. Misschien kan ik die brief ook zelf wel schrijven, en u kijkt er nog even overheen, met uw scherpe vakverstand. Zo werkten uw jonge collegae bij de verzekering ook.
Oh, hoe ik bij die jonge collegae bij de verzekering kwam, vraagt u?
Ja, dat is een lang verhaal.

Terug naar die brief. Ik denk niet dat die lang moet zijn. Er moet alleen in staan dat ik een integer mens ben, en dat de rechter dat aan iedereen in mijn kring kan vragen. Aan iedereen. Hij zal niemand treffen die dat ontkent.
O, zo werkt een rechter niet, zegt u? Die doet het niet als PowNed? Die leest stukken? Nu ja, met stukken kan ik u dienen. Ik heb eindeloos veel stukken.
Hoe dat zo komt, vraagt u?
Dat is een lang verhaal.

Weer terug naar die brief. Ja, ik ben integer, en misschien meer dan de rechter kan bevatten. Nee ik bedoel niet de rechter aan wie ik u vraag deze brief te schrijven. Ik bedoel de rechter van het vonnis dat ik u heb toegestuurd. Ja, over integriteit gesproken, die was het nou net niet, integer. Ik dacht zo bij mijzelf: hoe moet je iets bij een ander herkennen dat je zelf niet bent? Of misschien was die rechter zo in de war van mij dat hij dat vonnis zo…..
Hoe dat zo komt dat mensen van mij in de war raken, vraagt u? Ja, dat is een goede vraag, ondubbelzinnig. Dat komt omdat ik een bijzonder talent heb. Dat weet ik sinds een tijd. Dat aan u uit te leggen is een lang verhaal, te lang om nu te vertellen.
Ik dwaal al weer af.

De brief dus. Ja, over integriteit moet die gaan, of liever gezegd over goede bedoelingen. En dan komt het vanzelf dat er ook over slechte bedoelingen gesproken moet worden. Ja, ik had het goede voor. Voor het eerst in mijn leven had ik het goede met mijzelf voor. Geheel en al integer, dat wel, om u op het juiste spoor te houden.  En dat was een nieuwigheid voor mij, Want ja, hoe houd je vast aan je goede bedoelingen als anderen het slecht met je bedoelen? Dat is zo iets waar ik geen kaas van had gegeten, en ik had eindeloos veel steun- en stutwerk van anderen nodig om niet om te vallen.
O, neemt u mij niet kwalijk, dat is geen advocatentaal.
Maar goed, daar gaat dat hele geval over. En dat was waar die rechter zijn neus voor ophaalde.

Nu kom ik op iets dat ik misschien maar beter niet kan zeggen.  Ik kom eigenlijk bij u om te voorkomen dat ik tot moordenares word. Op die rechter ben ik zo buitengerechtelijk kwaad, zo explosief kokend witgloeiend buitenaards kwaad, omdat die mij openlijk een leugenares heeft genoemd en aan de schandpaal heeft genageld. In de naam van de koning heeft hij op papier gezet dat ik…..de koning zou de mond van die rechter moeten verschroeien. Wat doen vorsten in andere culturen als dorpsoudsten liegen, zich laten omkopen en hun eigenbelang najagen?
Maar ik heb moeten leren dat het in onze contreien niet zo werkt. Het werkt zo dat ik netjes volgens de regels door een bevoegde deskundige moet laten opschrijven dat de rechter toch in zijn grote wijsheid het een en ander over het hoofd heeft gezien, oververmoeid als hij was.  Vandaar dat ik bij u kom. Ik wil niet tot moordenares worden, en ik wil ook niet tot het ultieme middel moeten grijpen dat het lot van een andere klokkenluider was. U leest de krant, toch?

Ja, het is een lang en indringend verhaal. Het gaat over mijn leven. Dat is heel wat, het hoogste goed dat ik heb.

Ik kruip even in uw huid, meester de advocaat. U kunt dit oordeel met uw vakverstand lezen. U leest misschien niet dat de rechter mij voor zieke bedriegster heeft uitgemaakt. U leest zinnen over rechtmatigheid en nalatigheid. En u kijkt of dit alles goed afgewogen was. 

Zo kom ik op mijn laatste punt, wat die brief betreft. Toen ik aan de telefoon een afspraak met u maakte zei u dat het een ingewikkelde zaak was. Ik was zeer verbaasd over uw geheugen, want het gesprek dat wij eerder hadden gevoerd was al een hele tijd geleden geweest. De zaak is er sindsdien niet eenvoudiger op geworden, allesbehalve. Oorzaak en gevolg.
Als u die brief schrijft, zult u dus in de materie moeten duiken. 
Ik, meester de advocaat, kan u daarbij maar beperkt helpen. Een dikke stapel papieren met wapenfeiten kan ik u geven, en een paar sappige verhalen kan ik u vertellen. Dan trek ik mij stil terug. Ik kan niet meer strijden, anders ga ik voor de bijl.

Een eenvoudige brief, dat is wat ik van u vraag, en dat u mij bij het opstellen hiervan spaart.
Die jongens en meisjes van de verzekering hebben mij voor die brief een zakje met munten moeten geven, rinkel de kinkel, zo is het geregeld.
Meester de advocaat, lukt u dat zo?

Ik wens u wijsheid toe.
Mw.AVanderLucht

Winkelwagen
Scroll naar boven