Brief aan meneer De Wit (2)
8 juni 2010
Beste meneer De Wit,
toch even een brief. Wat ik nu op schrijf had ik vanochtend willen vertellen. Maar het kwam er niet van. Ik voel me dezer dagen beroerd, letterlijk en figuurlijk. En dan ben ik niet in staat om met uw voortstuwende opmerkingen te boxen.
Schrijven gaat nu wel.Ik had me uw sturende opdracht ter harte genomen:
experimenteer met vertellen.Voor afgelopen zondag had ik een afspraak gemaakt met een collega die altijd oprechte belangstelling heeft. Het verhaal van de scheiding had ik hem eens verteld, maar niet het verhaal van de neurofeedback.
Ik dacht: ik probeer het.We waren met zijn drieën, zijn vrouw was er ook. Er gebeurde eerst wat wel vaker gebeurt: het was zeer stil terwijl ik vertelde. Toen kwamen langzaam vragen.
Maar ik zag ineens dat zijn vrouw tranen in de ogen had. Ze begon te huilen.
En toen vertelde hij dat zij mijn of meer in een vergelijkbare situatie zit als ik in de tijd VOOR de neurofeedback. Langdurig depressief en met (in hun optiek) geen perspectieven voor verbetering meer en (in haar geval wel) Prozac.Toen moest ik alle zeilen bijzetten om met alle opkomende dilemma’s bij jouw opdracht te blijven en niet in de begeleiders- en expertrol te stappen. Wat kan ik nog wel over mijzelf vertellen, wat beroert haar, welke vragen komen bij hen op, wat kan ik dan nog over mijn behandeling zeggen? Wat moet ik zeggen over verschillen in constitutie, wat houd ik voor mezelf om bij hen geen valse hoop te kweken? Wat kan ik op hun steeds indringender wordende vragen over mezelf antwoorden? Welke vragen over perspectieven en behandelingen in zijn algemeenheid voorzie ik al maar benoem ik niet? En dat alles terwijl de lucht zwanger was van bij hen kiemende gedachten. Er vielen veel stiltes, bij deze bijzonder eloquente man.
Ik heb ervoor gekozen om mijn dilemma’s in grote lijnen te benoemen zoals ze opkwamen. Dat gaf mij lucht en hield de ruimte in het gesprek. Daar ben ik tevreden mee.
Het was superlastig: ik vertelde een vreemd soort genezingsverhaal en ik wilde zeker geen rozengeur- en maneschijn-sfeer verspreiden. Maar ik zat tegenover deze zieke vrouw die stikjaloers moet zijn geworden en dat op haar depressieve wijze vertolkte.Het meest choquerend was voor mij het moment waarop hij tegen mij zei: jij bent kennelijk zo onderzoekend en ondernemend geweest, en mijn vrouw is al vroeg bij de pakken neer gaan zitten.
Ik heb die avond peentjes gezweten.
Maar ik geloof dat ik het beste van de situatie heb gemaakt: ik ben niet gevlucht en zo goed en kwaad als het ging bij mezelf gebleven zonder hun beroering te negeren. Ik geloof dat we goed uit elkaar zijn gegaan. Het was een lange avond, en mijn nacht was superkort.Dat kan dus gebeuren als ik vertel.
Was dat zo iets als u bedoelde? En kunnen we hier iets mee?
Een groet,
D.P.S.: Ik heb mijn verdriet vanmiddag in een tuincentrum met geurende en kleurige bloemen bedekt. Nu staan ze op mijn balkon, en ik probeer nu te slapen.