Brief aan het Mysterie (2)

28 december 2013

Mysterie,

over waardigheid zou het gaan, de komende tijd, werd gezegd.
Mijn waardigheid.

Elke dag struikel ik over dit woord. Het laat zijn grimas tussen de bedrijven door zien en roept dat ik moet kijken. Als ik ga kijken is het grimas al verdwenen en roept vanaf een andere plek: ik ben hier! En zodra ik daar ben, is het grimas al weer verkast.
Nooit vind ik het, waar ik ook zoek.
Mijn verstandige, goed opgeleide hoofd zegt dat zo iets bestaat als menselijke waardigheid. Een koud schitterend abstractum als verheven burgerlijk ideaal. 
Kom mij niet met zo iets gamma onmeetbaars dat de economische crisis niet aantoonbaar helpt overwinnen! Rekenkamers, bankentoezichthouders en andere beheersdeskundige instituten hebben hiervoor geen statistische parameters. Idealen zijn voor betweters die geen realiteitsbesef hebben, daarmee kun je geen broodnodige bonussen financieren.

Om eerlijk te zijn, Mysterie, gaat het nu om de zaak die mijn waardigheid ondermijnt nog voordat ik haar ergens gevonden heb.
Het is het soort ziekte dat ik heb en de onmogelijke situatie waarin ik hierdoor terecht ben gekomen. Ik weet bij God (ken je die trouwens? Collega van jou!) niet meer wat ik tegen anderen moet zeggen. Het is ontegenzeggelijk zo: vroeg of laat merken vreemden dat er iets met mij is. Begin ik zelf niet hierover, dan mijden zij mij. Licht ik een tipje van de sluier op, dan spreken zij mij bezorgd hierop aan, wat niet helpt, want ik kan niet meer hierover vertellen. Die abstracte, ongrijpbare, onbekende herinner-ziekte is geen sexy onderwerp in conversaties. Doe ik dat wel, het vertellen, dan wenden zij zich geschokt en woordeloos bleek af. Alle gezelligheid waarover het oorspronkelijke contact over ging, is al lang de deur uit gevlucht. De gezelligheid verwordt dan tot een verwrongen satirisch toneelstukje. Om die kramp te ontvluchten kan ik niets anders doen dan beleefd gedag zeggen en weggaan.
En het is ook zo: vroeg of laat moet ik tegen anderen zeggen dat ik de rekening niet kan betalen, de lunch in het restaurant, de bijdrage aan een gezellig weekend, het materiaal voor de kunst, de reiskosten voor een museumbezoek, een bioscoopkaartje. Ach joh, dat is een klein bedrag, zeggen ze volkomen onnozel. Mensen, ik kan van dit bedrag voor een hele week eten kopen. En dan weten jullie niet dat ik al die regelmatig terugkerende rekeningen niet kan betalen. Al lang niet meer.

Ik besef dat ik door mijn afkomst en interesse in maatschappelijke kringen verkeer waar dit probleem op dit niveau niet voorkomt. Ja, je hebt moeten inleveren, de schoonmaakster is misschien opgezegd en de tweede auto aan de kant gezet, maar de contributie voor de club staat niet ter discussie. Mensen vertellen onbeschroomd dat ze zijn wezen shoppen, een vakantie hebben geboekt of een nieuwe bank hebben aangeschaft (met dank aan de oproep van ons aller goedlachse en optimisme inpeperende premier!), al was die bank een koopje hoor, je moet ten slotte nu toch op de centen letten!

Mysterie, ik mijd lange gesprekken met mensen omdat ik de ongemakkelijk tastende vragen wil ontlopen, of ze nou hardop gesteld worden of zwijgend in de lucht blijven hangen. Vergis je niet: ik ben inmiddels aardig geoefend in het etaleren van mijn positieve kant. Maar toch…….. Ik mijd elke vorm van winkelen, alle activiteiten die met het trekken van een geldbeurs beginnen. Als ik iets moet betalen omdat het niet anders kan (en dat zijn schrikbarend veel dingen, wil ik niet compleet uit het leven vallen), dan doe ik tegen mijzelf zo alsof iemand anders dat doet, niet ik. Alleen zelfbedrog helpt.
Ik teer op de voorraden die ik heb, zo veel als het kan. Elke ademhaling vertaalt zich in de vraag: wat kost dit? Het ergste, Mysterie, het ergste van alles is het gevoel dat ik nergens meer heen kan gaan. Elke kilometer met de metro of met de auto (ja, die heb ik nog) vergroot mijn schuld, denk ik als ik instap. Maar het wrange is dat als ik deze schulden niet maak, ik mijn eigen grafkuil spit.
Dan heb ik de basis van wat mijn waardigheid zou kunnen zijn opgegeven.

Ja, zo liggen die dingen. Ik leef in en met een besmette enclave waar elke buitenstaander zich huiverend van afzijdig houdt.
Dat gevoel een paria te zijn en tegelijk luchtig gewoon te moeten doen om in de vaart der volkeren mee te kunnen komen, verscheurt mij.

Ik schrijf dit aan jou, Mysterie, om de volgende redenen.
Het speelt al lang, en het duurt maar voort………..
Het is mijn eigen schuld dat het zo ver gekomen is. Ik had al lang……….
En boven alles heb ik het gevoel dat het niet gezegd mag worden. Het is deel van de hypochondrie die ik achter mij liggend waande. 

Last but not least: ik ken geen mensenziel die dit wil of kan aanhoren. Jij bent mijn enige adres, Mysterie, op de bekende CC na.
En als één van jullie twee nu de onweerstaanbare aandrang voelt opkomen om het mooie concept van de innerlijke trialoog onder mijn aandacht te willen brengen: hiervoor verleen ik geen toestemming. 

Immers: ik schrijf deze brief in de wetenschap dat dit één van mijn mogelijkheden is om door de kier van de deur te ontsnappen en de lont onder het kruidvat van de terrorist te leggen.

Een groet,
mw.AVanderLucht

Winkelwagen
Scroll naar boven