Nooit meer

Nooit meer

Ik zou willen zeggen
dat deze man
mij niet vertegenwoordigt,
vanwege van mijn paspoort.
Mijn gemoed
zou gerust kunnen zijn
door deze formaliteit.
De onrust stijgt.

Ik zou kunnen zeggen
dat de mensheid
geleerd zou moeten hebben van
hoe zij telkens weer
door volksmenners
ingepalmd wordt.
Mijn gemoed zou
gerust moeten zijn
vanwege de evidentie van geschiedenis.
De onrust stijgt.

Ik zou willen roepen
dat eenieder
de trein naar Westerbork neemt
om vanaf hier Anne Frank te groeten.
Mijn gemoed
zou gerust willen zijn
vanwege deze nationale trots.
De onrust stijgt.

Ik ben verplicht te zeggen
dat het opzwepen van angst
verbonden met het aanwijzen van een zondebok
door geweldredenaars
met een zwarte snor
of een blonde kuif
tot dood en verderf leidt
vroeg of laat,
zoals alom bekend.
Mijn gemoed
is in rep en roer,
vanwege mijn geschiedenis.
Mijn onrust schreeuwt:
“Wehret den Anfängen!” (*)


(*) Bestrijd het begin!

Beluister het gedicht,
gelezen door mw.AVanderLucht zelf

27 november 2023

Het einde van grote woorden

Het einde van grote woorden
of: de uittocht uit de wegwijzing

Aan de zwarte hemel trekken witte kometen hun baan. Zij schitteren helder. Hun flonkerend  bestaan is tot in alle uithoeken van de aarde te zien. Als de mensen omhoog kijken, nemen verheven gevoelens hun intocht in hun geest. En zo komt het dat de mensen de kometen namen hebben gegeven. Dan spreken de kometen meer tot hen.
Omdat de kometen zo op elkaar lijken, geven de mensen hen namen die ook op elkaar lijken. Het ene soort noemen zij  “xxxxHEID”, het andere soort “xxxxING”.
De mensen geloven dat deze kometen het eeuwigdurende lot van de wereld besturen.

Eens keek ook ik omhoog. Ik zag een witte komeet aan de zwarte hemel rustig zijn baan trekken. Plotseling raakte de komeet uit zijn tijdloze richting. Hij tuimelde hevig, en na korte tijd begon hij omlaag te schieten. Steeds sneller zag ik hem richting aarde razen.

De kosmos is zo ingericht dat de hemel geen zuurstof heeft en de aarde wel. Verschil moet zijn.
Toen de ontwrichte komeet na een lange val uit de hemel op de gaskring van de aarde knalde, spatte hij in minder dan een milliseconde in een miljard splinters uiteen. Mijn ogen werden door strak wit vuurwerk verblind.
Toen ik hen weer durfde te openen, zag ik voor mijn voeten een handjevol zwart roet neerdwarrelen.
Een regenbui stak op. Het water nam het roet mee en spoelde het gorgelend door het putje van de ingewanden van de riolering.

Van de komeet was niets meer overgebleven.

2 februari 2015

Pissige gedichtjes aan het Mysterie

Pissige gedichtjes aan het Mysterie

1
Nu ik alles heb
wat mijn hartje begeert,
heb ik geen zin
om iets te maken.

2
Therapeutische uitleg
door u
is niet toegestaan.
Die woorden zitten niet
in uw taalveld.

3
Wie denkt u eigenlijk
dat u bent,
zeg?
Moet ik me
ook nog door u
laten bedotten,
ten slotte?

Beluister het gedicht,
gelezen door mw.AVanderLucht zelf

9 augustus 2023

De hoorzitting – een eenakter

Personages:
De vrouw en haar begeleidster
Een arts en haar juriste
Een commissie bestaande uit zes leden
Een medewerkster
Een klasje

Plaats:
Een gerechtshof

In de wachtruimte voor een zaal zitten de arts en haar juriste op een bankje. De vrouw en haar begeleidster hebben aan de andere kant plaats genomen. Verstrooid zitten groepjes jonge mensen.

Een medewerkster roept: “Het klasje kan naar binnen!” De jonge mensen lopen braaf door de deur.
De medewerkster komt weer naar buiten en leidt de twee partijen naar de zaal.
Met een zwaaiend gebaar sluit zij de zware deuren.

Een zaal met een zeer hoog plafonds. De grijze winterlucht valt door de omhoog reikende ramen. Het onderste deel van de witte muren wordt bedekt door donkere houten panelen.
Achter een verhoogd podium prijkt aan de muur een grote goudkleurige plaquette met een silhouette.

Roerloos zitten zes mensen aan een gebogen houten tafel op het podium, vier mannen en twee vrouwen. Zij wachten zwijgend totdat iedereen heeft plaatsgenomen, de arts en haar juriste aan de ene kant van de zaal, de vrouw aan de andere kant met achter zich haar begeleidster. Het klasje bevolkt de laatste rijen van de stoelen.

De voorzitter, in grijs pak en met een glanzende zegelring aan zijn pink:
“Wij zijn de zeskoppige deskundige commissie die hier uw klacht tegen de arts behandelt. Wij zullen dit netjes keurig en op volgorde doen, daar zal ik op toezien. Wij hebben hier veel ontzagwekkend papier voor ons liggen. Ik lees eerst de klacht voor.”

Hij leest, kijkt naar de vrouw en vraagt:
“Klopt dit?”
De vrouw knikt.

De voorzitter:
“Ik zie hier de voorletters D. en A. staan. Waarvoor staat de A?”

De vrouw:
“De ene naam is mijn burgerlijke naam, en de andere is mijn roepnaam.“

De voorzitter:
“Mevrouw de arts, ik zie op de papieren die u heeft gestuurd krabbels staan. Dat lijken handtekeningen. Zijn die van u?”

De arts bladert in haar papieren.
“De onleesbare krabbels zijn van mij, ja.”

De voorzitter:
“Mevrouw heeft sommige papieren ook getekend. Waarvoor waren handtekeningen nodig?”

De arts wijdt omslachtig uit over het opsturen van papieren.

De voorzitter:
“Waarom liet u mevrouw de papieren tekenen?”

De arts:
“Om er zeker van te zijn dat zij het eens was met wat ik had opgeschreven.”

De voorzitter:
“Kreeg de werkgever die papieren ook?”

De arts:
“Ja.”

De voorzitter:
“Praatte u ook met de werkgever?”

De arts:
“Ja, die zat dichtbij, aan de overkant van de gang. Daar ging ik zò naar toe.”

De voorzitter:
“En wat vond de werkgever?”

De arts:
“Dat mevrouw anders moest gaan werken. Dat zei ik ook tegen mevrouw.”

De voorzitter:
“Mevrouw, wist u dat?”

De vrouw:
“Er was net een nieuwe ploeg bazen aangetreden. Maar ik was door andere zaken ziek.”

De voorzitter, naar de arts gekeerd:
“Wist u wat uw voorganger aan het begin van de ziekte van mevrouw had opgeschreven? U schrijft zelf vaak op dat hier voor mevrouw geen heil te verwachten was.”

De arts:
“Nee, dat wilde ik niet weten. Mevrouw had al een klacht tegen mijn voorganger ingediend. Ik wilde nieuw beginnen.”

De vrouw naast de voorzitter, in donker mantelpak:
“Zo zo. U wilde niet weten wat het probleem was.”

De arts schildert ongevraagd minutieus wat de vrouw had gemankeerd en hoe zij door haar medicijnman was behandeld.
“En ik praatte ook regelmatig met hem.”

De man naast de voorzitter, in donkerblauw pak met een gouden bril op, kijkt de vrouw aan.
De vrouw kijkt eerst terug en dan naar het plafond.

De voorzitter:
“Mevrouw de arts, ik lees hier dat mevrouw nare klusjes moest doen. Hoe kwam dat?”

De arts:
“Mevrouw kon door haat ziekte niet meer dan dat, zo graag als zij dat ook wilde. Dat had de medicijnman ook gezegd.”

De voorzitter:
“Klopt dat, mevrouw?”

De vrouw:
“Ik was levensgevaarlijk ziek van de paniek. Ik wilde mij van kant maken.”

Zacht gerumoer in het klasje.
Dan valt er een stilte.

De vrouw naast de voorzitter:
“Mevrouw de arts, zag u dat aan mevrouw?”

De arts mompelt iets.

“En in welke regel van uw schriftje kan ik dat lezen?”

De arts mompelt iets.

De vrouw naast de voorzitter:
“Zo zo.”

De voorzitter:
“Mevrouw de arts, u zegt dat er pas ruzie was toen u dat opschreef. Wat deed u hiervoor, toen u dat merkte? Riep u de partijen samen?”

“Mevrouw de arts, u zegt dat er pas ruzie was toen u dat opschreef. Wat deed u hiervoor, toen u dat merkte? Riep u de partijen samen?”

De arts:
“Nee. Ik schreef dat ze bemiddeling moesten proberen.”

De voorzitter:
“En dat mevrouw al voor die tijd door die ruzie ziek was, dat merkte u niet?”

De arts:
“Nee, zij was gewoon ziek.”

De voorzitter:
“Ja, hierin verschilt u van mening.“

De man aan de zijkant, in licht pak met een gouden bril:
“En hoe heeft de bemiddeling uitgepakt, mevrouw?”

De vrouw:
“De stekker werd eruit getrokken, en ik weet niet waarom.”

De voorzitter:
“Kwam er een papier met een regeling?”

De vrouw:
“Nee.”

De voorzitter:
“Mevrouw de arts, wat deed u toen? Riep u de partijen toen aan tafel?”

De arts zwijgt. Dan fluistert zij even met haar juriste.
Zij zegt nauwelijks hoorbaar: “Nee. Mijn beroepsclub zegt dat je je buiten deze shit moet houden.”

Een man in het midden van de commissie, donkerblauw pak, gouden brilletje en een rood hoofd, luistert, maar zegt niets, zegt tot het einde niets.
De vrouw aan de rechter kant schrijft driftig op papier.

De voorzitter:
“Mevrouw, de bazen stopten uw loon. Hoe vaak? Meerdere keren, zegt u? Met welke reden?”

De vrouw:
“Ze zeiden dat de dokter had gezegd dat ik best kon werken en zelf de boel verstierde.”

De voorzitter:
“Bent u bij de rechter geweest om uw geld terug te halen? Ja? En wat zei die?”

De vrouw slaakt een zucht en draait de ogen naar het plafond.
“Ik heb een deel terug gekregen.”

De voorzitter:
“En hoe gingen uw bazen met u om, mevrouw?”

De vrouw haalt een papiertje te voorschijn.
“Ik lees het u voor.”
Zij leest een tijd.
“Zo ging dat pesten.”

In het klasje is geroezemoes te horen.

De voorzitter:
“En heeft u dat papiertje aan de arts gegeven?”

De vrouw:
“Dat heb ik pas later opgeschreven. Toen dit steekspel begon wist ik niet wat mij overkwam. En het gedonder begon onmiddellijk nadat ik mij ziek had gemeld.”

De voorzitter:
“En heeft u zelf de arts gevraagd om over uw ziekte met uw bazen te praten?”

De vrouw houdt geschrokken de adem in en kijkt naar het plafond.
“Nee. Dat was toch niet mijn zaak?”

De voorzitter:
“Mevrouw de arts, ik vraag het direct aan u: heeft mevrouw er een zooitje van gemaakt?”

Er valt een geladen stilte. Zelfs de Koningin aan de muur trilt een beetje.
De man naast de voorzitter kijkt de vrouw aan. Hun blikken kruisen elkaar.

De arts schraapt haar stem.
Zij neemt een aanloop, en nog één.
Ze zegt: “Nee.”

De vrouw:
“En het einde van het lied is dat ik nog meer zielenschade heb, dat ik niet kan werken en dat ik een zak vol schulden heb.”

De arts:
“Het spijt mij dat het zo gelopen is.”

De voorzitter:
“Mevrouw, heeft u nog iets te zeggen?”

De vrouw:
“De medicijnman had op tijd duidelijk opgeschreven waarom ik zo ziek was. Dat kon de arts weten.”

De voorzitter:
“Dan weten wij nu genoeg. Wij vergaderen en delen u dan mee wat wij in onze wijsheid besloten hebben. Het wereldwijde web zal met ons besluit gesierd worden. Dank u.”

De Koningin aan de muur kijkt onberoerd naar haar kibbelende onderdanen.

De arts en haar juriste staan op.
Zonder nog een blik in de zaal te werpen verdwijnen zij door de deur.
Ook het klasje druipt af.
De begeleidster van de vrouw loopt naar de deur.

De vrouw verzamelt haar spullen. Haar wollen doek glijdt van haar schouder.
Zij raapt het op, neemt haar tas en kijkt naar de zes mensen achter de tafel.
In hun gladde gezichten is geen roering te zien.

Zij gaat door de deur naar buiten. Die valt zwaar achter haar in het slot.
Niemand is meer te zien, behalve haar begeleidster.

Ineens stampt zij driftig met haar voeten op de grond.
Samen beginnen zij te lachen.

23 januari 2013

Het poëtische en het psychologische

Het poëtische
en het psychologische
verhouden zich tot elkaar
als een bruidsboeket van distels
tot een dwangbuis.

Waar het eerste
de bitterzoete volheid,
de schitterende paradox
van het leven
met woorden schildert,
vormt het tweede
een talige fuik.

Beluister het gedicht,
gelezen door mw.AVanderLucht zelf

11 augustus 2023

Tussen ons

Tussen ons

Uit de oneindige maalstroom
van algemene gebeurtenissen
tussen hemel en aarde
raakt een klank los.
Zacht kietelt hij
mijn trommelvliezen
en vraagt zo
om mijn bijzondere aandacht.

Terstond legt mijn gehoor
een kunstige puzzel
uit spetterende letters
en welluidende klinkers,
geregen tot keurige woorden,
gevoegd tot passende zinnen.

De taal die wij delen
heeft mij deze woorden en zinnen
geleerd.
Nu zij uit jouw mond ontvluchten,
herken ik hen niet.
Mijn oren luisteren,
op zoek naar jouw bijzondere wezen
in de algemene taal.

In verwondering zwijg ik,
stil tastend naar
jouw eigen wereld.
Mag ik jou iets vragen?

Jij spant in deze vrijheid
het ragfijne web
van jouw betekenissen uit.

Mijn respect
voor jouw waarheid
opent de poort
naar mijn wereld.
Misschien
wil jíj míj iets vragen?

Uit onze kleine verhalen op aarde
knopen wij samen
onder het weidse uitspansel van de hemel
het tapijt
van ons aller grote menselijke bestemming.

Mensen, luister,
luister met je innerlijke oor,
luister goed……..

Beluister het gedicht,
gelezen door mw.AVanderLucht zelf

18 mei 2023

Bij een bezoek aan Naëma

Bij een bezoek aan Naëma

Roerloos ligt het
aan de overkant,
verscholen tussen
het bruine riet,
een bootje
van vergane glorie.

Alleen de blauwe kabel,
strak gespannen
over de brede sloot,
verraadt
een ander verhaal.

Verrast
zoeken onze ogenparen
elkaar op.
Durven wij de oversteek
met dit lome
middeleeuwse gevaarte aan,
onze passie
voor snelle motoren
indachtig?

Door hand over hand
achter hand op het koord
glijdt de schuit majesteitelijk
over het stille water
van de verre rietkraag
naar onze oever.

Wie durft de eerste stap
de diepte in te zetten?

Nog is het eerste voetenpaar
niet geland
of het andere
zal moeten volgen,
scheef als de schuit
meteen ligt.

Onze ogenparen
volgen onze voetenparen
en elkaar.

Hand over hand
achter hand op de blauwe kabel
laten wij de bemenste schuit
over de brede sloot
glijden.

Onwennige behoedzaamheid
kruist
balancerende magie
in de luttele seconden
op het eindeloze water.
In onze cadans
staat de tijd stil.

In de rietkraag
aan de overkant
neemt ons
de serene oever
in ontvangst.
Gelouterd betreden wij
tastend
de wal.

Wij hebben de overtocht
samen
gered.

Beluister het gedicht,
gelezen door mw.AVanderLucht zelf

29 april 2023

Nieuwsbericht

Nieuwsbericht

“Ik meld u dat vandaag
de zangeres X,
de voetballer Y
en de oorlogsmisdadiger Z
zijn overleden.
Wij noemen hun namen,
memoreren hun talenten
en wegen hun daden.

Ik meld u dat vandaag
een toekomstige zanger,
voetballer
en oorlogsmisdadiger
zijn geboren.
Wij kennen hun namen niet
noch wat zij zullen denken
of doen.
Hierover berichten wij u
op een later tijdstip.”

Beluister het gedicht,
gelezen door mw.AVanderLucht zelf

31 december 2022

Winkelwagen
Scroll naar boven