Mysterie,
over werken en banen wil ik het hebben.
Er zijn dingen die zich niet voor poëzie lenen. Dingen die zo min mogelijk bandbreedte voor interpretatie vereisen. Die geen raadsels of verdichting verdragen.
Dat zijn dingen die in zichzelf al ingewikkeld genoeg zijn en dringend om verheldering, om verduidelijking, om aanscherping vragen. Ontsluiering door woorden. Proza dus.
Mysterie, het is wel een stuk aan jou. Alle tekst die mijn waarheid onthult is van, door en voor jou.
Laat ik beginnen.
Mijn eerste baantjes, vakantiewerk, vervulde ik zorgvuldig. Tomaten plukken, violen spenen, poetsen, schoenen verkopen. Of ik niet hogerop in het filiaal wilde klimmen, werd gevraagd. Nee, dank je wel, dat wilde ik niet.
In mijn studententijd bediende ik in een Café (op zijn Duits, wel te verstaan: opulente taart met veel koffie, verfijnde bonbons en ijs met ongezoete slagroom) en verkocht ik en gros kantoormateriaal aan advocaten. Hm, met de bazen van deze zaken kreeg ik het aan de stok. Ik zag te veel en ik zei te veel hierover. Dat werd niet gewaardeerd. Ook bij het goudverwerkingsbedrijf schuurde ik tegen de directie aan. Er liep een dobermann door het pand, zo deed de baas zijn gezag gelden. De pijlsnel rennende hond beet een jonge collega in haar neus. Niemand zei iets hiervan. Ja, ik wel. Bijna. Ik durfde niet meer.
Ik begreep dit allemaal niet maar leerde tegen wil en dank met gesloten mond door te werken. Terwijl ik in de boekhouding naar Pfennigen zocht om de balans volmaakt kloppend te maken, dacht ik: ik heb geen zin om andermans creativiteit te administreren.
Ik was toen 23 jaar oud. Mysterie, deze gedachte was raak. Alleen ik wist het niet.
Later, toen ik in de muziek- en kerkenwereld werkte, moest ik alle zeilen bijzetten om met de predikant door één deur te kunnen gaan. Dat heb ik lang volgehouden, zeer lang.
Mysterie, hier spring ik voor even uit de boot van het historisch overzicht, en je zult merken waarom ik deze duik neem. Met die predikant en mij, daar was namelijk iets mee. Iets meer dan dat ik voor mijn werk zo onzalig afhankelijk van hem was. En ik duik meteen nog weer één regio dieper onder water, Mysterie: ik herinner mij nog als de dag van gisteren dat ik dit dilemma eens uitvoerig aan één van de vroege collega’s van meneer De Wit voorlegde. Tja, zo is dat nou eenmaal, zei die collega, haalde ongeïnteresseerd zijn schouders op en ging door met het zaakje waarvoor ik volgens het intakedossier bij hem zat. Niet hiervoor. Ik bleef met het dilemma zitten. Zo trok ook de wrange professionele eenkennigheid al vroeg sporen in mijn leven.
Ik stijg weer één laag op uit de diepten van de oceaan.
Terug naar de predikant. Het was waar: zonder zijn voorzet kon ik niets beginnen. Maar met hem overleggen was een kwelling. Dan weer belde ik ongelegen of te lang van tevoren, of hij was met iets belangrijks bezig of had geen tijd en ga zo door. Ik liep op mijn tenen.
Ondertussen zat ik qualitate qua jaar in jaar uit in de diensten waarin hij voorging, een alom gerespecteerd kopstuk van eigentijdse theologie. Ik luisterde goed en scherpte zo mijn vage en ondergrondse ideeën over wat het leven met jou, Mysterie, zou kunnen uitmaken. Later zou ik tegen mensen zeggen dat ik aan hem schatplichtig was. Eerlijkheid is ook een deugd.
Maar ja, mensen hebben zo hun talenten en hun tekortkomingen. Zo belezen, intellectueel hoogstaand en retorisch begaafd als hij was, hij was ook een tikje jaloers. Op mij en wat ik kon. Welbespraakt legde hij mij uit waarin ik in het mensenwerk tekort schoot.
Het heeft lang geduurd voordat ik het vage gevoel ruimte kon geven dat hier vooral iets NIET gezegd werd.
Mysterie, wij zijn mensen hier op aard. Dit zijn verleden tijden. Er is niets meer om nog te twisten, er is geen openstaande rekening meer. Dit hoofdstuk kan gevaarloos weer ingepakt en in de goed bewaakte kluis met herinneringen teruggelegd worden.
Ik duik uit de diepten van de troebele wateren op en pak boven NN de draad van het werk en de banen weer op.
Doen wat mij opgedragen werd en verder mijn mond houden: dat was voor mij moeilijk, maar ik leerde met vallen en opstaan om mij te schikken. Ik voelde de realiteit maar onderkende de structuur van het innerlijke conflict niet.
In het onderwijs waren het tropenjaren. Een mystica die met pubertaire handelaren in wording optrekt: dat was ploeteren. Maar ik zaaide in permanente zelfuitvinding, en op het laatst oogstte ik bij hen waarachtig een soort respect. Tegen het politiek correcte en beleidsmatige stroomlijnen van curricula door de directie echter was ik niet opgewassen. Exit.
Het werk in de zorg (ik had ten minste het vak gevonden waarin ik wilde werken) borg in zichzelf een open ruimte. Enerzijds was er nauwelijks beleid en kon ik mijn goddelijke gang gaan. Anderzijds werd het niet gewaardeerd als ik beleid wilde formuleren. Dat kwam mij op de enige kritische kanttekening in mijn personeelsdossier te staan: ik paste toch niet helemaal in deze setting.
Dat was de stand van zaken vóór de komst van het nieuwe management. Hoe dit naderhand is afgelopen, is bekend.
Hetzelfde geldt voor de geloofsgemeenschap die mijn inmiddels goed onderbouwde zelfstandigheid niet op prijs stelde.
Het verschil ligt in het feit dat het probleem inmiddels aan het oppervlak dreef. Nee, ik kan beter zeggen: in de zenuwen vuurde. Ook hoe dit zo kwam, is bekend.
De sollicitaties waarin ik (los van de diplomakwestie) het gevoel kreeg te zwaar voor de functie te zijn en de banen dus ook niet kreeg: zij zijn legio.
Er was één uitzondering in deze eindeloze reeks: wegens mijn opvallende benadering werd ik door een studentenpredikante in het land voor haar zwangerschapsvervanging gevraagd. Zie daar! In theorie kan het kan dus gebeuren.
En nu?
Een mens moet aan de kassa van de supermarkt haar brood en water kunnen betalen. Het dilemma is dat ik omwille van het beleg ervoor kan kiezen om de rol van de Befehlsempfänger te vervullen en vroeg of laat ongelukkig te worden. Het zou misschien te leren zijn om die houding voldoende te etaleren. Ik weet waar ik die vaardigheid zou kunnen slijpen. Maar mijn ongeluk zou voorgeprogrammeerd zijn.
De mens leeft niet van brood alleen. Mysterie, dat is één van jouw eeuwig geldende wijsheden die wij mensen steeds weer opnieuw moeten oppoetsen.
Onder de laag van de patina komt dan te voorschijn dat ik beter zelf kan sturen. De stap hiervoor waarvan ik de oorsprong en de impact destijds niet begreep, had ik al jaren geleden gezet. Onlangs vond ik in de diepten van de computer een map met foto’s van het grootse feest ter gelegenheid van de oprichting van mijn praktijk.
Echter onder haar bestaan lag van meet af aan een gevoel van ambivalentie.
Daaraan wil ik iets doen. Ik wil het gevoel van wurgende noodgedwongenheid, stuntelend hobbyisme en aandoenlijke naïviteit kwijt raken.
Ja, en hoe constructief beraad tussen de personeelsunie van directeur en uitvoerend kader in het geval van zelfbestuur balanceert, is tegenwoordig in ontwikkeling. Wordt vervolgd……
Als alles wat zich in de afgelopen jaren in mijn leven voltrokken heeft, zinvol wil zijn (ik zou toch proberen gelukkig te worden?), heb ik dan echt een keuze? Of is dat alleen een retorische vraag?
En, Mysterie, alle gekheid op een stokje:
de baas die aan mij vraagt of ik voor hem of haar wil komen werken, die moet ik nog tegenkomen. Als ik zo iemand toch onverwacht en ongemerkt tegen het goddelijke lijf loop, wil je dan diens aureool witgeel laten stralen? Het zou zonde zijn als ik dit zou missen……….
Zeer recent had ik ten overstaan van meneer De Wit gezegd dat ik meer zou proberen de echte dingen bij naam te noemen. Daarom sluit ik af met gedachten over de diplomakwestie.
Mysterie, als wereldse bestuurders mij via hun grondpersoneel lieten weten dat ik niet de vereiste kwaliteitspapieren voor het werk in jouw invloedsferen had deed mij dat pijn, keer op keer. Nu weet ik dat mij niets zou beletten om naar een Alma Mater te stappen om dat opgerolde kwaliteitspapier na te streven.
Maar de vraag is of ik mij met een dergelijke inspanning een plezier zou doen. Ik zou hiermee vooral aan het schijnargument van de bestuurders beantwoorden. De baan zou ik alsnog niet krijgen.
Echter voor de accordering van mijn hoogstpersoonlijke eigen directie en de doorontwikkeling van mijn uitvoerend werk heb ik dat kwaliteitspapier niet dwingend nodig.
Hoe zit het dan met mijn zelfrespect?
Mysterie, ik laat het nu open.
Een groet,
mw.AVanderLucht